Podcast: Download
Deze lezing werd door Russell gehouden op 6 maart 1927 voor de Zuid-Londense afdeling van de National Secular Society, in de Battersea Town Hall. De lezing werd nog hetzelfde jaar in de vorm van een pamflet uitgegeven, en kreeg hernieuwde bekendheid door de uitgave van Paul Edwards editie van Russells boek Waarom ik geen christen ben en andere essays.
Why I Am Not A Christian (1927) door Bertrand Russell. Vertaald door Els Geuzebroek en staat op Atheisme.eu
Het karakter van Christus
Ik wil nu een paar dingen zeggen over een onderwerp waarvan ik denk dat het niet voldoende is behandeld door rationalisten, en dat is de vraag of Christus de beste en wijste van alle mensen was. Meestal wordt als vanzelfsprekend aangenomen dat dat zo was. Zelf denk ik van niet. Ik denk dat ik het op veel meer punten eens ben met Christus dan de belijdende christenen doen. Ik weet niet of ik helemaal met hem mee kan gaan, maar ik ga verder met hem mee dan de meeste christenen doen. Je zal je herinneren dat hij zei: “Weersta het kwaad niet; maar wie je op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe.” Dat is geen nieuwe leer of een nieuw beginsel. Het werd gebruikt door Lao-tse en Boeddha, zo’n 500 of 600 jaar voor Christus, maar het is geen beginsel dat door de Christenen echt wordt geaccepteerd. Ik twijfel er niet aan dat bijvoorbeeld de huidige eerste minister (Stanley Baldwin) een zeer oprecht christen is, maar ik zou niet adviseren naar hem toe te gaan en hem op de ene wang te slaan. Ik denk dat je zal ontdekken dat zijn mening was dat deze tekst figuurlijk bedoeld was.
Dan is er nog een punt dat ik voortreffelijk vind. Je zal je herinneren dat Christus heeft gezegd: “Oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld wordt.” Ik denk niet dat je zal vinden dat dit principe populair was in de gerechtshoven van christelijke landen. In mijn tijd kende ik een behoorlijk aantal rechters die eerlijke christenen waren, en geen van hen had het gevoel dat ze door wat zij deden tegen het christendom ingingen. Vervolgens zegt Christus: “Geef hen wat ze van je vragen, en keer niet degene de rug toe die geld van je wil lenen”. Dat is een heel goed principe. Uw voorzitter heeft u eraan herinnerd dat we het hier niet over politiek hebben, maar ik kan het niet helpen dat ik zie dat de laatste algemene verkiezing werd uitgevochten over de vraag of het wenselijk is je af te keren van hem die van je wil lenen, zodat we moeten aannemen dat de liberalen en conservatieven van dit land bestaan uit mensen die het niet eens zijn met de leerstelling van Christus, omdat zij hem in dit geval beslist met veel nadruk afwezen.
Vervolgens is er een andere regel van Christus waarvan ik denk dat er veel inzit, maar ik merk nergens aan dat het erg populair is onder sommige van onze Christelijke vrienden. Hij zegt: “Als je perfect wil zijn, verkoop dan wat je hebt, en geef het aan de armen”. Dat is een uitstekende regel, maar, zoals ik zei, hij wordt niet erg gepraktiseerd. Dit zijn volgens mij allemaal goede regels, hoewel het moeilijk is je eraan te houden. Ik zeg niet dat ik ze zelf naleef, maar voor een Christen ligt dat uiteindelijk toch anders.
Tekortkomingen in de leerstellingen van Christus
Na te hebben toegegeven dat deze regels prima zijn, kom ik bij zekere punten waarvan ik niet geloof dat je er enige bovenmatige wijsheid of goedheid van Christus zoals hij is afgeschilderd in het evangelie in kan vinden. En ik mag hier wel zeggen dat we het niet hebben over de historische vraag. Historisch gezien is het tamelijk twijfelachtig of Christus ooit heeft bestaan, en als hij al bestond, weten we niets van hem af. Daarom houd ik me niet bezig met de vraag naar de geschiedenis, die zeer moeilijk is. Ik houd me bezig met Christus zoals hij uit het evangelie naar voren komt, neem het evangelieverhaal zoals dit wordt gepresenteerd, en daar vinden we een paar dingen die niet van erg grote wijsheid getuigen. Hij dacht bijvoorbeeld beslist dat zijn tweede komst plaats zou vinden in wolken van glorie vóór het overlijden van iedereen die op dat moment leefde. Dit wordt door veel teksten bewezen. Hij zegt bijvoorbeeld: “Je zal niet alle steden van Israël hebben bezocht tot de Mensenzoon is gekomen.” Vervolgens zegt hij: “Er staan hier sommigen die niet zullen gestorven zullen zijn als de Mensenzoon in zijn koninkrijk zal aankomen”; en er zijn vele plaatsen waar het duidelijk is dat hij geloofde dat zijn tweede komst zou plaatshebben gedurende het leven van degenen die toen leefden. Dat was wat zijn vroege volgelingen geloofden, en het was de basis van veel van zijn morele leerstellingen. Toen hij zei: “Denk niet aan de morgen”, en dingen van die strekking, was dat vooral omdat hij dacht dat zijn terugkomst zeer spoedig zou zijn, en dat alle gewone, wereldlijke zaken van geen belang waren. Ik heb om precies te zijn christenen gekend die geloofden dat de tweede komst op handen was. Ik ken een dominee die zijn gemeente verschrikkelijk bang maakte door te vertellen dat de tweede komst zeer nabij was, maar ze werden gerustgesteld toen ze zagen dat hij bomen in zijn tuin plantte. De vroege christenen geloofden het echt, en ze onthielden zich van zulke dingen als het planten van bomen in hun tuinen, omdat ze van Christus het geloof accepteerden dat de tweede komst nabij was. In die zin was hij duidelijk niet zo wijs als sommige anderen waren, en het was zeker geen allesovertreffende wijsheid.
Het morele probleem
Vervolgens kom je aan het morele vraagstuk. Er is volgens mij een zeer serieuze tekortkoming in het morele karakter van Christus, en dat is dat hij in de hel geloofde. Ik voor mij kan niet geloven dat iemand die in wezen menselijk is, kan geloven in een eeuwigdurende straf. Christus zoals hij in het evangelie is voorgesteld geloofde zeker in de eeuwige straf, en je vindt herhaaldelijk een wraakzuchtige woede tegen degenen die niet naar zijn preken wilden luisteren – een houding die niet ongewoon is onder dominees, maar toch wat afdoet aan een allesovertreffende voortreffelijkheid. Zo’n houding is bijvoorbeeld bij Socrates niet waar te nemen. Je ziet dat deze zeer vriendelijk en beleefd is tegen mensen die niet naar hem wilden luisteren; en zo’n gedragslijn is volgens mij een wijze meer waardig dan zich verontwaardigd te gedragen.
Iedereen herinnert zich waarschijnlijk het soort dingen die Socrates zei toen hij stervende was, en het soort dingen die hij in het algemeen zei tegen mensen die het niet met hem eens waren.
In het evangelie zul je vinden dat Christus zei: “Jullie slangen, jullie generaties van addergebroed, hoe kun je aan mijn veroordeling tot de hel ontkomen?” Dat werd gezegd tegen mensen die zijn preken niet op prijs stelden. Dat is naar mijn idee niet echt de beste toon, en er zijn veel van dit soort dingen over de hel te vinden. Er is natuurlijk de bekende tekst over de zonde tegen de Heilige Geest: “Wie tegen de Heilige Geest spreekt zal niet worden vergeven, niet in deze wereld noch in de toekomstige.” Die tekst heeft onuitspreekbaar veel ellende in de wereld gebracht, want allerlei mensen beeldden zich in dat ze een zonde tegen de heilige geest hadden begaan, en dachten dat het ze zowel in deze als in de komende wereld niet vergeven zou worden. Ik denk echt niet dat iemand met een enigszins vriendelijke aard dit soort angst en verschrikking in de wereld zou hebben gebracht.
Vervolgens zei Christus: “De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit zijn koninkrijk alles verzamelen wat tot zonde verleidt, en degenen die zich verwerpelijk gedragen, en hij zal ze in het brandende inferno werpen. Er zal geweeklaag zijn en tandengeknars.” En hij gaat verder over het weeklagen en tandenknarsen. En zo verschijnt het ene vers na het andere, en het is de lezer duidelijk dat er een bepaald genoegen lijkt te worden geschept in het stilstaan bij het klagen en tandenknarsen, want anders zou het niet zo vaak worden gezegd. En iedereen herinnert zich natuurlijk ook de schapen en de bokken; hoe hij bij zijn tweede komst de schapen van de bokken zal scheiden, en hoe hij tot de bokken zal zeggen: “Vertrek van mij, jullie vervloekten, naar het eeuwig brandende vuur.” Hij vervolgt: “En zij zullen vertrekken naar het eeuwigdurende vuur.” Vervolgens zegt hij weer: “Als je hand je tot zonde verleidt, hak ze dan af; het is beter voor je het leven verminkt in te gaan dan met twee handen naar de hel te moeten, in het vuur dat nooit zal worden gedoofd; waar de worm niet sterft en het vuur niet dooft.” Hij herhaalt dat nog eens en nog eens. Ik moet zeggen dat volgens mij de hele doctrine dat het hellevuur een straf is voor de zonde een doctrine van wreedheid is. Het is deze doctrine die wreedheid in de wereld bracht, en de wereld generaties lang wrede martelingen gaf; en de Christus van het evangelie, als hij is zoals zijn kroniekschrijvers hem presenteren, zou hiervoor zeker verantwoordelijk moeten worden gehouden.
Er zijn andere zaken van minder belang. Er is het voorbeeld van de Gadareense varkens, waarbij het beslist niet erg aardig voor de varkens was om de duivelen in hen te laten varen en ze over de heuvels in zee te jagen. Je moet eraan denken dat hij almachtig was, en hij had de duivels gewoon kunnen laten gaan; maar hij koos ervoor ze in de varkens te laten gaan. Vervolgens is er het merkwaardige verhaal over de vijgeboom, waar ik nogal eens over gepiekerd heb. Je weet wat er gebeurde met de vijgeboom. “Hij had honger; en toen hij in de verte een vijgeboom zag met bladeren, ging hij erheen om te kijken of hij er misschien iets zou vinden; maar toen hij aankwam, zag hij niets dan bladeren, want het was niet de goede tijd van het jaar voor vijgen. En Jezus antwoordde, en zei: “Niemand zal uw fruit ooit nog eten”.. en Petrus … zei tegen hem: “Rabbi, zie, de boom die u heeft vervloekt is verdord.” Dit is een vreemd verhaal, omdat het niet de goede tijd van het jaar was voor vijgen, en je echt de boom niet de schuld kon geven. Ik zie niet in dat zowel wat wijsheid als wat deugden betreft Christus verheven zou zijn boven andere mensen die uit de geschiedenis bekend zijn. Ik denk dat ik Boeddha en Socrates in dit opzicht boven hem stel.
De emotionele factor
Zoals ik hiervoor al zei, ik denk niet dat de echte reden waarom mensen een religie accepteren iets te maken heeft met bewijsvoering. Ze accepteren godsdienst op emotionele gronden. Je hoort vaak dat het verkeerd is om de godsdienst aan te vallen, want godsdienst verleent mensen deugdzaamheid. Dat is wat mij is verteld; ik heb er niets van gemerkt. Iedereen kent natuurlijk de parodie op dit argument uit het boek van Samuel Butler, Erewhon Revisited. Je zal je herinneren dat in Erewhon een zekere Higgs voorkomt, die aankomt in een ver land, en nadat hij daar enige tijd heeft doorgebracht, ontsnapt hij uit dit land in een luchtballon. Twintig jaar later komt hij terug in het land, en ontdekt dat er een nieuwe religie is ontstaan, waarin hij wordt vereerd onder de naam “Zonnekind”, en er werd gezegd dat hij in de hemel was opgenomen. Hij ontdekte dat het Feest van de Hemelopname bijna zal worden gevierd, en hij hoort professor Hanky en Panky tegen elkaar zeggen dat ze de man Higgs nog nooit zijn tegengekomen, en dat ze hopen dat dat ook nooit zal gebeuren; maar het zijn de hogepriesters van de godsdienst van het Zonnekind. Hij is erg verontwaardigd, gaat naar ze toe en zegt: “Ik ga al deze flauwekul aan de kaak stellen en de mensen van Erewhon vertellen dat ik het was, de man Higgs, die vertrokken is in een luchtballon.” Hij kreeg te horen: “Dat moet je niet doen, omdat de hele moraal van het land rond deze mythe is opgebouwd, en als ze weten dat je niet in de hemel bent opgenomen, zullen ze allemaal tot slechtheid vervallen.” En zo werd hij overgehaald en vertrok zonder iets te zeggen.
Dat is het idee – dat we allemaal slecht zullen worden als we ons niet aan de christelijke godsdienst houden. Het lijkt me dat de mensen die zich eraan hielden voor het merendeel heel erg slecht zijn geweest. Daar is het merkwaardige feit dat hoe intenser de godsdienst in een periode werd beleefd en hoe dieper men geloofde in het dogma, des te groter was de wreedheid en des te erger de stand van zaken. In een zogenaamd zeer gelovige tijd, toen men totaal in de christelijke godsdienst geloofde, had je de Inquisitie, met al zijn martelingen; miljoenen ongelukkige vrouwen zijn verbrand als heksen; en in naam van de godsdienst werd allerlei wreedheid toegepast op allerlei mensen.
Als je in de wereld om je heen kijkt zie je dat ieder beetje vooruitgang in menselijk gevoel, iedere verbetering van het strafrecht, elke stap naar vermindering van oorlog, elke stap naar een betere behandeling van gekleurde rassen of elke verlichting van de slavernij, elke morele vooruitgang die er in de wereld was, consequent is bestreden door de georganiseerde kerken. Ik zeg met opzet dat de christelijke godsdienst zoals deze in de kerken is georganiseerd de belangrijkste vijand van de menselijke vooruitgang in de wereld was, en nog steeds is.
Hoe de kerken de vooruitgang tegenhielden.
Misschien denk je dat ik te ver ga als ik zeg dat het nog steeds zo is. Ik denk van niet. Neem één feit. Ik hoop dat u me vergeeft dat ik het noem. Het is geen prettig feit, maar de kerken dwingen iemand feiten te noemen die niet prettig zijn. Stel dat in de wereld van vandaag een onervaren meisje trouwt met een man met syfilis; in dat geval zegt de Katholieke Kerk: “Dit is een sacrament dat niet verbroken mag worden. Je moet het celibaat aannemen of samenblijven. En als je samenblijft mag je geen voorbehoedsmiddelen gebruiken om te voorkomen dat door syfilis aangetaste kinderen worden geboren.” Ik zeg dat dit een duivelse wreedheid is, en niemand wiens natuurlijke medelijden niet is vervormd door dogma’s of wiens morele aard niet al helemaal ongevoelig geworden was voor alle vormen van lijden kan volhouden dat het goed en terecht is om deze stand der dingen te laten voortduren.
Dat is maar één voorbeeld. Er zijn veel manieren waarop op het moment de kerk, door te staan op wat ze verkiest moraal te noemen, op allerlei manieren mensen onverdiend en onnodig lijden oplegt. En natuurlijk is de kerk, zoals we weten, grotendeels nog altijd een bestrijder van vooruitgang en verbetering van alles wat het lijden in de wereld vermindert, omdat de kerk ervoor koos een bepaalde, beperkte verzameling gedragsregels tot moraal te bestempelen die niets te maken hebben met menselijk geluk; als je zegt dat dit of dat zo hoort omdat het bijdraagt tot het geluk van de mens, denken ze dat dat er niets mee te maken heeft. “Wat heeft het geluk van de mens te maken met moraal? Het doel van de zeden is niet mensen gelukkig te maken.”
Angst, de basis van de godsdienst
Religie is volgens mij voornamelijk gebaseerd op angst. Het is gedeeltelijk de angst voor het onbekende en gedeeltelijk, zoals ik zei, het verlangen naar een soort oudere broer die je bijstaat in moeilijke tijden en problemen. Angst is de grondslag van de hele zaak – angst voor het mysterieuze, angst verslagen te worden, angst voor de dood. Angst is de vader van de wreedheid. Daarom is het geen wonder dat wreedheid en godsdienst hand in hand gaan. Dat komt omdat angst aan de basis ligt van deze twee dingen. In deze wereld beginnen we nu deze dingen een beetje te begrijpen, en we kunnen er wat aan doen met de hulp van de wetenschap. Die heeft zich stap voor stap opgewerkt ondanks de christelijke godsdienst, tegen de kerken en tegen het verzet van alle oude stellingen in. De wetenschap kan ons leren, en ik denk dat onze eigen harten ons kunnen leren, niet langer te zoeken naar ingebeelde steun, niet langer bondgenoten in de hemel te bedenken, maar vooral te kijken naar onze eigen pogingen hier beneden, om van deze wereld een betere plaats te maken, in plaats van het soort plaats dat de kerken er door de eeuwen heen van hebben gemaakt.
Wat we moeten doen?
We moeten op onze eigen benen staan en de wereld frank en vrij tegemoet zien – de goede feiten, de slechte feiten, de schoonheden en de lelijkheid; zie de wereld zoals hij is en wees er niet bang voor. Verover de wereld met intelligentie en niet door slaafs onderworpen te zijn aan de verschrikkingen die met het leven verbonden zijn. Het hele begrip god is een begrip dat is ontleend aan antiek oriëntaals despotisme. Het is een begrip dat de vrije mens niet waardig is. Als je hoort hoe mensen zichzelf in de kerken vernederen, en hoe ze zeggen dat ze ellendige zondaren zijn en nog veel meer, dan lijkt dit verachtelijk en onwaardig voor zelfrespecterende mensen. We horen op te staan en de wereld open in het gelaat te zien. We horen van deze wereld het beste te maken dat we kunnen, en als het niet zo goed lukt als we zouden willen, dan zal het uiteindelijk toch beter zijn dat wat die anderen er in al die eeuwen van hebben gemaakt. Een goede wereld heeft kennis nodig, vriendelijkheid en moed; ze heeft niets aan vol spijt hunkeren naar het verleden of aan het beperken van de vrije intelligentie door woorden die lang geleden zijn geuit door mensen zonder kennis. Deze wereld moet zonder angst zijn en onze intelligentie moet zich vrij kunnen ontwikkelen. Er is hoop voor de toekomst nodig, de wereld heeft niets aan steeds terugkijken naar een verleden dat dood is, en dat naar ons vertrouwen ver voorbijgestreefd zal worden door de toekomst die onze intelligentie kan creëren.
De tekst heeft twee zeer interessante eigenschappen: 1) Hij is bijna 90 jaar geleden geschreven en toch nog brandend actueel. 2) Vervang overal in de tekst christendom door islam, de bijbel en haar citaten door de koran en aangepaste citaten, en Christus door Mohammed en je kan het perfect toepassen op de islam, of, als je wil de religie van jouw keuze.
Ervaring is niet wat er met jou gebeurt, het is wat je doet met wat er met je gebeurt.
Tot de volgende keer.
[…] Hier is het tweede deel […]
Ik vermoed dat je de audio file vergeten bent. Zowel in mijn podcast player (beyondpod op android) als in dit artikel is geen media file te bespeuren.
Spijtig, want ik zag er naar uit om vandaag op de trein te kunnen luisteren. Doe zo voort!