Podcast: Download
Maakt religie ons gelukkiger, gezonder en meer behulpzaam? Een aantal populaire psychologieboeken en artikelen beweren dat van religie een positieve kracht uitgaat voor het verbeteren van de gezondheid en het welzijn van zowel individuen als hele gemeenschappen. Uit een zorgvuldig onderzoek van de sociaal-psychologische literatuur blijkt echter dat er een gecompliceerde relatie bestaat tussen religie en “pro-sociale” eigenschappen die een dergelijk eenvoudige karakterisering in vraag stelt. Luke Galen, hoogleraar psychologie aan de Grand Valley State University, heeft onlangs tientallen studies over religie en pro-sociale kenmerken beoordeeld voor het American Psychological Association’s ‘Psychology Bulletin’ waarin hij een aantal van de misleidende manieren waarop onderzoek hiernaar wordt uitgevoerd en aan het publiek gepresenteerd voor het voetlicht brengt. In deze lezing vat Jeremy Beahan (docent filosofie en wereldreligies aan Kendall College of Art and Design en co-host van de populaire Reasonable Doubts Podcast) vanuit de herziening belangrijke opmerkingen samen op een manier die toegankelijk is voor niet-professionals en onthult dat het venijn in de details zit.
Goeiedag, het is vandaag zondag 30 augustus 2015, ik ben Jozef Van Giel en dit is de 241ste aflevering van deze podcast.
Het is nu een tijdje geleden dat we geen afleveringen meer hebben uitgezonden en ik hoop dat jullie niet dachten dat we ermee zijn opgehouden. Het probleem is gewoon dat het wat drukker was in mijn andere leven en dat we van prachtige zomerdagen hebben mogen genieten. Dan kan je toch niet achter de computer blijven zitten, hè.
Vandaag horen jullie het eerste van drie delen van een vertaling van een uitzending van de Engelstalige podcast “Reasonal Doubts”, een atheïstische podcast die enkele jaren terug de Podcast Award won in de categorie “Religie”. In deze aflevering presenteerde Jeremy Beahan literatuuronderzoek van professor Luke Galen naar de vraag of religie goed voor ons is. Waarschijnlijk moeten jullie ook dikwijls weerwerk bieden op het algemene geloof dat religie mensen beter maakt? Wel, deze reeks gaat precies daarover. Het geeft een goed overzicht van de onderzoeken die op dit terrein gedaan werden. Emile Dingemans heeft het vertaald.
Een vertaling van de uitzending Does Religion makes us better people, op Reasonable Doubts, met de ondertitel “Een kritische analyse van de religieuze prosocialiteitshypothese”, vertaald door Emile Dingemans.
Volgens Jeremy Beahan is dit belangrijk onderzoek dat niet de aandacht heeft gekregen die het verdient. Je zou ons dus en de skeptische beweging eer bewijzen door deze lezing te delen op blogs en sociale media. Dat hebben we bij Kritisch Denken dus ook onmiddellijk gedaan. En onderschat ook niet de kracht van de vertrouwde mond-tot-mond reclame.
Wat kan de wetenschap ons eigenlijk vertellen over de invloed van religie op moraliteit. De ondertitel is: “Een skeptische kijk op de religieuze prosocialiteitshypothese”. Dat vraagt waarschijnlijk om wat uitleg. Ik hoef je niet te vertellen dat er in onze cultuur er een wijdverbreide aanname bestaat dat religieus zijn noodzakelijk is om een gelukkig en ethisch persoon te zijn. We hebben een zee van predikers, geleerden en gewone mensen die ons er dagelijks aan herinneren dat zonder God, de samenleving snel zou ontwrichten tot zondigheid en anarchie. Wat je misschien niet weet is dat sociaalpsychologisch onderzoek op het eerste gezicht deze stelling ondersteund. De meer technische term voor de hypothese dat religie van ons een goed mens maakt is bekend als de religieuze prosocialiteitshypothese. We zullen zien dat de religieus prosocialiteitshypothese zeker wel enige ondersteuning heeft. Maar wanneer we het bewijsmateriaal nader bekijken, gaan we ontdekken dat het venijn in de details zit.
Wat jullie in deze en de volgende afleveringen zullen horen is gebaseerd op het onderzoek van Luke Galen. Hij is een professor in de psychologie van religie aan Grand Valley State University en bijna alles wat je in deze reeks zal horen komt van zijn paper in het Psychological Bulletin van de American Psychological Association, getiteld: “Zet religieus geloof aan tot prosocialiteit? Een kritische examinatie”.
Goed, voordat we verder gaan, laten we eens definiëren wat we met prosocialiteit bedoelen. Ik haat het woord nu al. Ik ben nog maar net begonnen en ben nu al moe van het woord, maar de term prosocialiteit refereert aan een soort positief sociaal gedrag en op dit gamma staat vrijgevigheid in de vorm van liefdadigheid of gespendeerde tijd aan vrijwilligerswerk tot persoonlijke kwaliteiten, zoals positieve persoonlijke kenmerken: hulpvaardig zijn, eerlijk zijn. En er is zelfs een indrukwekkende reeks van wetenschappelijke studies die deze hypothese ondersteunen. Die proberen aan te tonen dat de gelovigen meer prosocialiteit tonen dan de niet-gelovigen. Uiteindelijk is dit zelfs het onderwerp geworden van een aantal populaire boeken. Eén waar je misschien van gehoord hebt is “A Friendly Letter to Skeptics and Atheists” van David Myers of meer recentelijk “American Grace, How Religion Divides and Unites Us” Het brede publiek krijgt dus te horen dat de gegevens binnen zijn en religie je gelukkig maakt. Gelukkiger, gezonder en meer behulpzaam. En dat dit een conclusie is die niet alleen maar filosofie of religie is. Het is wetenschap. Sommige atheïsten lopen hier zelfs mee weg. Een klaarblijkelijk overweldigende zaak voor het prosocialiteitseffect van religie is genoeg om mensen hiervan te overtuigen, zoals Jesse Bering, — een atheïstische psycholoog en eigenlijk een behoorlijke goede auteur — voldoende om hem te overtuigen dat religie heilzaam is… tenminste voor anderen. Jesse Bering biechtte in het artikel “Don’t trust the godless” in Slate-magazine, zelfs op: — “Zelfs als atheïst vertrouw ik religieuze mensen meer en de wetenschap ondersteunt me nu daarin.” In een vollediger citaat zegt hij: — “Dit is een moeilijke bekentenis, want het lijkt ongelooflijk hypocriet, maar toch is het zo dat ik religieuze mensen meer vertrouw dan atheïsten. Betrouwbaarheid is iets anders dan intellectualiteit. En ik denk dat ik vooral een sociale pragmaticus ben in mijn omgang met andere mensen.” Dus een vrij overtuigende bewering als zelfs atheïstische psychologen zeggen: “Vertrouw niet op de goddelozen.” Voordat we verder gaan, kijken we naar de methoden die worden gebruikt in onderzoek naar prosociologie. We gaan kijken naar een verscheidenheid aan experimentele opstellingen en methoden om dit soort onderzoek uit te voeren. Dit omvat zelfrapportage, wat mensen zeggen over zichzelf. En beoordeling van individuen door derden, laboratoriumonderzoek naar gedrag. We zullen het hebben over laboratoriumonderzoek met economische spelletjes. Primingonderzoek, waarbij mensen onbewust worden geïntroduceerd aan een religieus concept. Meestal zonder dat ze het zich realiseren, zijn ze geconditioneerd door het concept. We zullen zien wat dan gebeurt. En ook schalen van spiritualiteit, schalen die bedoeld zijn om iemands spiritualiteitsniveau te weer te geven. En dat dan te vergelijken met hun gedrag. Ik ga proberen te benadrukken wat de valkuilen zijn waarmee onderzoekers worden geconfronteerd bij ieder van deze onderzoeksmethoden.
Laten we beginnen met de zelfrapportagegegevens. Maakt religie een beter mens van je? De gelovigen lijken dat wel te denken. Toen men gevraagd werd om een beoordeling te geven van het eigen karakter en waarden, leken gelovigen aan te geven dat zij dankbaarder ingesteld zijn. Ze beoordelen zichzelf als behulpzamer. Ze beweren meer waarde te hechten aan vergeving dan niet-gelovigen. Veel onderzoeken laten deze zelfrapportages voor zich spreken. Het feit dat gelovigen denken dat ze moreler zijn, wordt gezien als bewijs dat ze deze prosociale karaktertrekken hebben. De grote vraag is of we gelovigen op hun woord moeten geloven? Nee, niet als hun evaluaties gebaseerd zijn op vooringenomenheid in plaats van op een realistische inschatting van hun eigen karakter. Zelfrapportagegegevens zijn vaak onbetrouwbaar door hun aard.
Mensen zijn gevoelig voor de vorming van positieve illusies over zichzelf. We doen het allemaal. We hebben de neiging om onze reacties op vragenlijsten mooier te maken om onszelf beter neer te zetten. Soms is dit gewoon een bezorgdheid over ons zelfbeeld. Sociaalpsychologen noemen dit zelfversterking. Of soms willen we een goede indruk maken op anderen, of in het bijzonder onze groep. Dit wordt aangeduid als impressiemanagement. Hoewel dit een wijdverspreide tendens is en zeker niet beperkt is tot gelovigen, is het interessant dat deze tendens meer uitgesproken kan zijn bij degenen die een sterke mate van religieus geloof hebben. Zeer religieuze mensen hebben in het algemeen de neiging om zichzelf als beter te zien dan anderen. Zelfs beter dan andere religieuze personen. Ze evalueren zichzelf hoger dan niet-religieuze personen op kenmerken die absoluut niets te maken hebben met de religie. Ze beoordelen zichzelf bijvoorbeeld hoger op intelligentie, of op hun kwaliteiten als werknemer. Zaken die geen direct verband houden met hun religieuze moraal. Van mensen met een hoge intrinsieke religiositeit is daadwerkelijk aangetoond dat ze een hogere mate van zelfversterking en impressiemanagement hebben. Bijvoorbeeld: als je een christen herinnert aan zijn eigenwaarde zal die eerder geneigd zijn aan te geven dat hij meer dan zijn geloofsgenoten naar christelijke principes leeft. Je kan ook het omgekeerde doen en ze een beoordelingsrapport geven dat hun hoge zelfwaardering in vraag stelt, of ze laten schrijven over iets dat ze niet leuk vinden aan zichzelf. Degenen die hoog scoren op intrinsieke religiositeit — de sterkte van het geloof — nemen eerder hun toevlucht in zelfbedrog als compensatiestrategie. Zeer religieuze mensen zijn ook in het bijzonder bezig met zichzelf als moreel persoon te positioneren en voelen zich aangevallen als dat beeld uitgedaagd wordt.
Waarom hebben onderzoekers soms zoveel vertrouwen in deze zelfrapportages? Wel, omdat deze positieve zelfrapportages soms bevestigd worden door anderen: hun familie, hun collega’s, hun gelijken. Derden beoordelen religieuze personen dus als aardiger, meegaander, altruïstischer en meer empathisch. Voor sommigen is dat een bewijs dat deze zelfrapportages geen zelfbedrog zijn. Dat het geen morele hypocrisie is. Het zijn correcte beoordelingen van hun karakter. Maar ik denk dat we hier nog steeds een beetje skeptisch kunnen zijn. Wanneer we spreken van een overwegend religieuze samenleving — waar 80% tot 95% van een volk religieus is en ongeveer 75% zich in ieder geval Christen noemt, zoals in de VS — is de kans groot dat een substantieel deel van de families en collega’s van de ondervraagden ook religieus zijn. Wat betekent dat er sprake kan zijn van een ingroup bias. Dat is de neiging om je eigen groep positiever te beoordelen. Er is ook bewijs dat dat ondersteunt. Ingroup favoritisme is een goed bestudeerd fenomeen in de sociale psychologie.
Nogmaals, dit gaat hier niet alleen om religieuze mensen, maar om ons allemaal. Het is natuurlijk voor mensen om een gevoel van eigenwaarde te ontlenen aan de groepen waarmee ze zich associëren. Het is natuurlijk om een positief beeld te tonen aan het publiek, aan degenen die hun identiteit delen. Dus in overeenstemming met voorspellingen van de sociale identiteitstheorie zien we dat gelovigen voorkeur hebben voor andere personen en slechter spreken over niet-gelovigen. Dit omvat zelfs mensen van andere religieuze groepen. En dit is het belangrijkste punt: vaak reikt deze voorkeur tot andere religieuze personen. Ongeacht of ze goed gedrag vertonen, worden ze alsnog gunstiger beoordeeld, ook als ze weinig goeds hebben gedaan.
Ik geef een voorbeeld. Soms waarderen gelovigen andere religieuze individuen hoger dan niet-religieuze individuen, zelfs bij exact hetzelfde gedrag. Jeremy Beahan nam deel aan deze studie, die in 2011 gepubliceerd werd. Als deelnemer droeg hij voor de camera drie verschillende T-shirts: een effen wit T-shirt, een met een Jezus-vis en daarna één met een Darwin-vis. Steeds las hij exact dezelfde tekst voor waarmee hij zichzelf presenteerde als een student die zijn voorjaarsvakantie gebruikte om een noodhulporganisatie te helpen en over zijn positieve ervaringen sprak. Geen vermelding van godsdienst of iets anders. Ze vonden in deze studie dat mensen hem als leuker, intelligenter, betrouwbaarder en aardiger en moreler beoordeelden, als hij het T-shirt met de Jezusvis droeg. Dus hetzelfde gedrag, maar door het subtiele signaal dat hij religieus zou zijn, werd zijn gedrag als beter beoordeeld. De meeste onderzoeken die gebaseerd zijn op beoordelingen door derden controleren niet afdoende voor deze neiging voor ingroup bias. En dat is het probleem. Idealiter zouden onderzoekers ervoor moeten zorgen dat de deelnemers zich volledig onbewust zijn van de religieuze identiteit van degenen die ze beoordelen. Dan hebben we meer redenen om hun evaluaties te vertrouwen. Maar dit is helaas zelden het geval. In de meeste onderzoeken waar de schrijvers bewust waren van de religieuze identiteit van de ondervraagden kwam een duidelijke vooringenomenheid naar voren. Dat suggereert een ingroup bias.
Wanneer ze weten dat iemand religieus is, beoordelen ze die positiever. Er zit een interessante draai aan dit alles: niet-religieuze mensen lijken mede-ongelovigen niet als prosocialer te beoordelen dan gelovigen. Om de een of andere reden heeft deze ingroup bias minder invloed op niet-gelovigen. Zou het feit dat niet-gelovigen de gelovigen hoger beoordelen erop wijzen dat deze uitspraken gebaseerd zijn op een duidelijke beoordeling van hun karakter? Zouden atheïsten echt een voorkeur hebben voor gelovigen? Eigenlijk is het goed mogelijk dat dat het geval is als ze in hun oordeel verleid worden door een sterk pro-religieus cultureel stereotype.
En opnieuw zijn er aanwijzingen dat dat het geval is. Hier is meer bewijs voor een pro-religieus stereotype, dat we tegenkomen door te kijken naar soortgelijke onderzoeken die uitgevoerd zijn in andere culturen dan de onze. Bijvoorbeeld zelfrapportage van geluk, levensvreugde, en persoonlijke eigenschappen als meegaandheid zijn nauwer verbonden met religie in de Verenigde Staten dan in het Verenigd Koninkrijk of Noord-Europa, waar religie minder dominant is. Om een concreet voorbeeld te geven: een ander onderzoek vroeg mensen naar hun indruk van mensen door te kijken naar foto’s van gezichten. Lachende gezichten werden als religieuzer beoordeeld dan de niet-lachende gezichten. Dat was zo in de Verenigde Staten. In het Verenigd Koninkrijk was precies het tegenovergestelde het geval. Dit lijkt een algemene relatie te zijn tussen religie, zelfbeheersing, geestelijke gesteldheid, psychologische aanpassing, sociale steun. In het algemeen worden in samenlevingen waar niet-gelovigen in de meerderheid zijn niet-gelovigen beter beoordeeld op al die kenmerken. Opnieuw bewijs dat er een culturele bias speelt.
Ik denk dat het nu duidelijk is dat zelfrapportagegegevens geen betrouwbaar bewijs bieden voor de religieuze prosocialiteitshypothese. Zelfevaluaties op religieuze onderwerpen zijn kwetsbaar voor zelfversterking, impressiemanagement, verstoringen door anderen, en worden mogelijk beïnvloed door een wijdverbreid pro-religeus cultureel stereotype. Het is misschien beter om, in plaats van te vertrouwen op zelfrapportages, te kijken naar gecontroleerde metingen van gedrag of zoals Jezus het gezegd zou hebben: “Leer gelovigen kennen aan hun vruchten, niet aan hun woorden.” [Mattheüs 7:13]
In de volgende aflevering zullen we kijken wat hun daden vertellen.
Nu hebben enkele Nederlandstalige vrijwilligers van Librivox beslist om het toneelstuk “Naaktmodel” van Scheldema in te spreken. Maar ze missen nog enkele stemmen voor zowel mannen- als vrouwenrollen. Daarom roep ik jullie op om hen te helpen. Op de notitiepagina vinden jullie een link naar Librivox, waar jullie je als vrijwilliger kunnen aanmelden. Ik heb zelf ook een stem ingesproken. Het heeft me maar 20 minuten gekost.
Zij die u absurditeiten kunnen laten geloven kunnen u wreedheden laten begaan
Leuk dat u er weer bent. Ik vreesde haast dat u iets is overkomen.
Bedankt. Nee alleen maar een zomervakantie die wat langer duurde dan voorzien.