Podcast: Download
Gaan gentechnologie en biologische landbouw samen? Als het aan de groenen ligt niet. Maar wat zegt een plantgeneticus daarover? En vooral als die getrouwd is met een bioboer? Pamela Ronald is zo iemand en vandaag horen jullie haar verhaal.
Vandaag horen jullie een TED-talk van Pamela Ronald. De vertaling is van Dick Stada.
Mijn echtgenoot Raoul boert biologisch. Op zijn boerderij teelt hij allerlei soorten groente. Dit is een van de vele vormen van biologische teelt die hij toepast om zijn boerderij gezond te houden. Kan je je voorstellen welke reacties we krijgen: “Echt? Een biologische boer en een plantengeneticus? Ben je het ooit met elkaar eens?”
Toch wel, en dat is niet moeilijk, omdat we hetzelfde doel hebben. We willen de groeiende bevolking voeden zonder de natuur verder te vernietigen. Dat is volgens mij de grootste uitdaging van onze tijd.
Genetische manipulatie is niet nieuw. Bijna alles wat we eten is op de een of andere manier genetisch gemanipuleerd. Ik zal je wat voorbeelden geven. Teosinte is de voorouder van de moderne maïs. Het heeft één enkele aar maïs in een hard omhulsel. Tenzij je een hamer hebt, is deze teosinte niet geschikt voor het maken van tortilla’s. De voorloper van de banaan heeft hele grote zaden en bijna geen vruchtvlees, en die van spruitjes was niet te eten en de aubergine is niet meer te herkennen.
Om deze variëteiten te produceren, gebruikten kwekers door de jaren heen allerlei genetische technieken. Sommige zijn erg creatief, zoals het kruisen van twee soorten met een techniek die enten wordt genoemd, om een variëteit te kweken die half tomaat, half aardappel is.
Kwekers hebben nog meer soorten genetische technieken gebruikt, zoals willekeurige mutagenese, die niet-karakteristieke mutaties in planten veroorzaakt door middel van radioactieve bestraling. De rijst in de pap die aan veel baby’s wordt gegeven, is met deze techniek ontwikkeld.
Tegenwoordig hebben kwekers zelfs nog meer mogelijkheden. Sommige zijn buitengewoon nauwkeurig.
Ik zal je wat voorbeelden geven uit mijn eigen werk. Ik werk aan rijst, het hoofdvoedsel voor meer dan de helft van de wereld. Elk jaar gaat 40 procent van de potentiële oogst verloren aan ziektes en plagen. Daarom telen boeren verschillende soorten rijst met genen die weerstand bieden. Deze aanpak wordt al bijna 100 jaar gebruikt. Maar toen ik begon te studeren, kende nog niemand deze genen. Pas in de jaren negentig ontdekten wetenschappers eindelijk de genetische oorsprong van resistentie. In mijn lab hebben we een gen geïsoleerd voor immuniteit tegen een ernstige bacteriële ziekte in Azië en Afrika. We ontdekten dat we het gen in een gangbare rijstsoort konden knutselen die normaal gevoelig is.
In de maand dat mijn lab onze ontdekking over het immuniteits-gen van rijst publiceerde, kwam mijn vriend en collega Dave Mackill langs. Hij zei: “Zeventig miljoen rijstboeren hebben problemen met het telen van rijst.” Dat komt omdat hun rijstvelden overstromen. Ze leven van minder dan twee dollar per dag. Hoewel rijst goed groeit in stilstaand water gaan de meeste soorten dood als ze gedurende meer dan drie dagen onder water staan. Men verwacht dat overstroming naarmate het klimaat verandert steeds problematischer wordt. Hij vertelde me dat zijn afgestudeerde student Kenong Xu en hijzelf onderzoek deden naar een oude rijstsoort met een bijzondere eigenschap. Hij kon twee weken volledige overstroming overleven. Hij vroeg of ik wilde helpen met het isoleren van dit gen. Ik stemde toe — ik was enthousiast, want als we zouden slagen, konden we misschien wel miljoenen boeren helpen rijst te telen, zelfs als hun velden overstroomd zijn.
Kenong besteedde 10 jaar aan het zoeken naar dit gen. Op een dag zei hij: “Kijk eens naar dit experiment, dit moet je zien.” Ik ging naar de kas en zag dat de gebruikelijke variëteit, die 18 dagen onder water stond, dood was, maar de rijstsoort die genetisch gemanipuleerd was met het nieuwe gen dat we ontdekt hadden, Sub1, nog leefde. Kenong en ik waren verbaasd en enthousiast dat een enkel gen zo’n enorme invloed kon hebben. Dit was echter een experiment in een kas. Zou het ook op het veld werken?
Op het Internationaal Instituut voor Rijstonderzoek hebben kwekers met een andere gen-techniek die precisiekweken heet, een rijstvariëteit ontwikkeld die het Sub1-gen draagt. Ze deden een veldproef met een conventionele soort als vergelijking. Beide doen het eerst heel goed, maar dan wordt het veld 17 dagen onder water gezet. De Sub1-variëteit blijft het dan nog altijd goed doen. Hij produceert drieënhalf keer zoveel rijst als de conventionele variëteit. Ik vind dit experiment prachtig, omdat het toont hoezeer plantengenetica boeren kan helpen. Vorig jaar kweekten met hulp van het Bill en Melinda Gates Stichting drieënhalf miljoen boeren Sub1-rijst.
Veel mensen vinden genetische manipulatie niet erg als het gaat om het verplaatsen van rijstgenen in rijstplanten of zelfs als het gaat om het kruisen van soorten door te enten of met willekeurige mutagenese. Maar als we genen isoleren van virussen en bacteriën en die in planten plaatsen, zeggen veel mensen: “Bah, waarom zou je dat doen?” De reden is dat het soms de goedkoopste, veiligste, en efficiëntste technologie is voor het verbeteren van voedselzekerheid en het bevorderen van duurzame landbouw. Ik geef je drie voorbeelden.
Neem bijvoorbeeld de papaja. Lekker, toch? Maar veel papaja’s zijn besmet met het papaja-ringspotvirus. In de jaren 50 verwoestte dit virus bijna de hele oogst aan papaja’s van het eiland Oahu op Hawaï. Velen dachten dat de papaja van Hawaï ten dode was opgeschreven, maar toen besloot een Hawaïaan, de plantenpatholoog Dennis Gonsalves, te proberen de ziekte te bestrijden met genetische middelen. Hij nam een stukje DNA, en voegde dat in het genoom van de papaja. Een beetje zoals een mens die een inenting krijgt. In de veldtesten van Gonsalves zie je dat genetisch gemanipuleerde papaja immuun is voor infectie terwijl de conventionele papaja ernstig besmet is met het virus. Dennis’ pionierswerk wordt gezien als de redding van de papaja-industrie. Nu, 20 jaar later, is er nog steeds geen andere methode om de ziekte te beheersen. Er is geen biologische of conventionele methode. 80 procent van de Hawaïaanse papaja is nu genetisch gemanipuleerd.
Wellicht huiveren sommigen nog van virale genen in je eten, maar bedenk dan dit: genetisch gemanipuleerde papaja draagt maar een spoortje virus. Als je in een biologische of conventionele met het virus geïnfecteerde papaja bijt, kauw je op het tienvoudige aan virale eiwitten.
Aubergines hebben last van een plaag aan schadelijke larven. Ter beperking van deze schade, die desastreus kan zijn voor de hele aubergine-oogst in Bangladesh, spuiten de Bengalese boeren insecticiden. Twee tot drie keer per week, soms twee keer per dag, als de druk hoog is. We weten dat sommige insecticiden slecht zijn voor je gezondheid, vooral als boeren en hun familie zich geen afdoende bescherming kunnen veroorloven. In ontwikkelingslanden sterven jaarlijks naar schatting 300.000 mensen door verkeerd gebruik van pesticide en blootstelling eraan. Cornell en Bengalese wetenschappers besloten de strijd aan te gaan door genetica in te zetten die is gebaseerd op biologische teelt. Biologische boeren zoals mijn echtgenoot Raoul spuiten een insecticide genaamd BT, dat gebaseerd is op bacteriën. Dit pesticide is specifiek voor rupsenplagen en is niet giftig voor mensen, vissen en vogels. Zelfs minder giftig dan keukenzout. Deze aanpak werkt echter niet zo goed in Bangladesh omdat deze insectensprays moeilijk te vinden en duur zijn en ze voorkomen niet dat het insect de plant ingaat. Bij de genetische aanpak snijdt men het gen uit de bacterie en stopt die rechtstreeks in het aubergine-genoom. Zal dit insecticidegebruik helpen verminderen in Bangladesh? Zeker weten. Afgelopen seizoen meldden boeren dat ze hun insecticidegebruik drastisch konden reduceren, tot bijna niets. Ze kunnen oogsten en herplanten voor het volgende seizoen.
Je hebt wat voorbeelden gezien van het gebruik van genetische manipulatie tegen ziektes en plagen en voor het verminderen van pesticides. In mijn laatste voorbeeld wordt genetische manipulatie gebruikt om ondervoeding te verminderen. In ontwikkelingslanden worden jaarlijks 500.000 kinderen blind door vitamine A-tekort. Meer dan de helft zal sterven. Daarom hebben wetenschappers, ondersteund door de Rockefeller Stichting, rijst genetisch gemanipuleerd tot gouden rijst, zodat hij bètacaroteen produceert, de voorloper van vitamine A. Hetzelfde pigment als in wortels. Onderzoekers schatten dat één kop gouden rijst per dag het leven van duizenden kinderen kan redden. Maar gouden rijst wordt fel bestreden door activisten die tegen genetische manipulatie zijn. Afgelopen jaar nog vernielden ze een proefveld op de Filippijnen. Toen ik van de vernieling hoorde, vroeg ik me af of ze wisten dat ze meer vernielden dan een wetenschappelijk onderzoeksproject. Dat ze medicijnen vernielden die kinderen erg nodig hebben om hun gezichtsvermogen en hun leven te redden.
Sommige familieleden en vrienden zijn nog steeds bezorgd. Hoe weet je of je die genen veilig kunt eten? Ik legde uit dat genetische manipulatie, het verplaatsen van genen tussen soorten, al 40 jaar gebruikt wordt in wijnen, in medicijnen, in planten en in kaas. Al die tijd is er geen enkel geval van schade aan de menselijke gezondheid of het milieu geweest. Ik vraag je niet om me te geloven. Wetenschap is geen kwestie van geloof. Mijn mening doet er niet toe. Laten we eens kijken naar het bewijs. Na 20 jaar studie en nauwkeurige beoordeling door duizenden onafhankelijke wetenschappers, hebben alle grote wetenschappelijke organisaties geconcludeerd dat gewas dat nu op de markt is veilig is om te eten en het proces van genetische manipulatie niet meer risico’s inhoudt dan de oudere methodes van genetische modificatie. Dit zijn dezelfde organisaties die de meesten van ons vertrouwen als het gaat om andere belangrijke wetenschappelijke zaken, zoals de klimaatverandering of de veiligheid van vaccinatie.
Raoul en ik denken dat we ons geen zorgen moeten maken over de genen, maar ons moeten richten op hoe we kinderen gezond kunnen grootbrengen, ons afvragen of boeren op het platteland goed kunnen gedijen en of iedereen zich genoeg voedsel kan veroorloven. We moeten aantasting van het milieu proberen te minimaliseren. Waar ik bij de argumenten en verkeerde informatie over plantengenetica het meest van schrik, is dat de armste mensen die er het meeste baat bij hebben de toegang ertoe ontzegd wordt vanwege een vage angst en vooroordelen van degenen die wél genoeg te eten hebben.
We staan voor een enorme uitdaging. We moeten wetenschappelijke innovatie appreciëren en gebruiken. Het is onze verantwoordelijkheid om te doen wat we kunnen om het lijden van de mens te verlichten en het milieu te beschermen.
De mensen die tegen ggo’s zijn, komen met twee dingen: de complexiteit en de onbedoelde gevolgen. De natuur is ongelooflijk ingewikkeld. Als we deze nieuwe genen inzetten, die niet door jaren evolutie zijn gevormd en zich mengen met de rest, zou dat dan niet kunnen leiden tot problemen? Vooral als bedrijven er baat bij hebben ze te gebruiken. De angst is dat die motieven ervoor zorgen dat men niet alleen uit wetenschappelijke oogpunt handelt, en al doet men dat wel, dat er toch onbedoelde gevolgen zijn. Hoe weten we dat het geen groot risico inhoudt? Vaak leidt geknoei met de natuur tot grote, onbedoelde gevolgen en kettingreacties.
Wat de commercie betreft, moet je begrijpen dat boeren in de ontwikkelde wereld bijna alle biologische én gewone boeren, zaad kopen bij zadenbedrijven. Het is inderdaad commercieel belangrijk veel zaad te verkopen, maar hopelijk verkopen ze zaad dat de boeren willen kopen. In ontwikkelingslanden is dat anders. Boeren daar kunnen geen zaad kopen. Deze zaden worden er niet verkocht. Deze zaden worden er gratis verspreid via traditionele gecertificeerde partijen, het is in ontwikkelingslanden dus belangrijk dat de zaden gratis zijn.
Het zaad van overstromingstolerante rijst wordt bijvoorbeeld gratis verspreid door Indische en Bengalese agentschappen voor zaadcertificering, daar zit dus geen commercieel belang aan vast. De gouden rijst is ontwikkeld met behulp van de Rockefeller Stichting. Nogmaals, hij wordt gratis verspreid. Ook hier zit hier geen commercieel belang bij.
En over het mengen van genen: zijn er geen onbedoelde gevolgen? Zeker — elke keer als we wat anders doen, zijn er onbedoelde gevolgen, maar een van mijn argumenten was dat we al gekker dingen deden met onze planten, zoals mutagenese met straling of chemische mutagenese. Dat veroorzaakt duizenden onverwachte mutaties en heeft grotere risico’s of onbedoelde gevolgen dan veel andere methodes. Het is daarom erg belangrijk om niet de term ‘ggo’ (genetisch gemanipuleerd organisme) te gebruiken omdat die wetenschappelijk niets zegt. Het is belangrijk om te praten over een specifiek gewas en product en te denken aan de behoeften van de consument.
Goldacre zei:
Net als de meeste dingen in de natuurwetenschappen ons over de wereld te vertellen hebben, is het allemaal zo mooi, elegant en eenvoudig, en toch zo heerlijk ingewikkeld, zo hecht aaneengeschakeld, en dan heb ik het er nog niet eens over dat ik me in de verste verte niet kan voorstellen dat iemand in plaats daarvan ooit geloof zou kunnen hechten aan “alternatieve” new-agenonsens.
Het citaat vind je op pagina 151 van de Nederlandse vertaling van het boek “Bad Science” van Ben Goldacre.
Wees de eerste om te reageren