Podcast: Download
Tijdens discussies wordt er zo gemakkelijk gezegd: “Dat is uw waarheid”. Maar wat bedoelt men daarmee? Is er één waarheid, of zijn er meerdere soorten waarheden?
De waarheid, de hele waarheid en…
Tijdens discussies wordt er zo gemakkelijk gezegd: “Dat is uw waarheid”. Maar wat bedoelt men daarmee? En zijn er meerdere soorten waarheden?
De oorspronkelijke tekst komt van de website The Conversation en Rik Delaet heeft hem vertaald.
1. De waarheid, de hele waarheid en… wacht, hoeveel waarheden zijn er?
Iets een ‘wetenschappelijke waarheid’ noemen, is een tweesnijdend zwaard. Aan de ene kant heeft ze een soort epistemologische (hoe we weten) geloofwaardigheid, een garantielabel dat een waarheid is gevonden op een begrijpelijke en controleerbare manier.
Anderzijds lijkt ze te suggereren dat wetenschap slechts één van de vele soorten waarheid is. Al die soorten zijn gelijkwaardig of tenminste niet vergelijkbaar. Simpel gezegd, als er een ‘wetenschappelijke waarheid’ bestaat, moeten er ook nog andere waarheden zijn. Toch?
Laat ik deze vraag beantwoorden aan de hand van die nagels-op-een-schoolbord-stoplap die ik al te vaak heb gehoord:
‘Maar wiens waarheid?’
Als iemand dit zegt in een wetenschappelijke context, toont het me aan dat hij verschillende onverenigbare toepassingen van het begrip ‘waarheid’ door elkaar haalt met weinig kennis van zaken.
Zoals bijna altijd het geval is, moet duidelijkheid primeren. Daaraan kan je waarheid in één oogopslag herkennen.
Terwijl filosofen het hebben over de coherentie- of correspondentietheorieën van de waarheid, heeft de rest van ons te maken met een andere, meer directe, onderverdeling: subjectieve, deductieve (logische) en inductieve (in dit geval wetenschappelijke) waarheid.
Dat heeft te maken met hoe we het woord gebruiken en is een zeer praktische aanpak. Zowat elk probleem dat een wetenschapper of wetenschapscommunicator tegenkomt in het publieke begrip van ‘waarheid’ komt van het door elkaar halen van deze drie dingen.
2. Subjectieve waarheid
Subjectieve waarheid is wat waar is over je eigen ervaring van de wereld. Hoe je je voelt als je de kleur rood ziet, hoe ijsroom je smaakt, hoe het voelt als je bij je familie bent, dat zijn allemaal hoogstpersoonlijke ervaringen die jij alleen ervaart.
In 1974 publiceerde de filosoof Thomas Nagel een nu beroemd artikel over hoe het zou zijn om een vleermuis te zijn. Hij wijst erop dat zelfs de beste vleermuisdeskundige in de wereld, goed geïnformeerd over alle aspecten van het gedrag en de fysiologie van vleermuizen, niet beter weet dan jij of ik wat het is om een vleermuis te zijn.
Op dezelfde manier heb ik er geen idee van hoe een banaan jou smaakt, want ik ben jij niet en kan niet in je hoofd kijken om te voelen wat jij voelt (er zijn argumenten betreffende de gemeenschappelijke fysiologie en dus ook psychologie die overeenkomsten in subjectieve ervaringen zouden suggereren, maar die zijn op dit moment verre van geverifieerd).
Wat meer is, als je me zegt dat jouw favoriete kleur oranje is, dan is er niet de minste reden op grond waarvan ik daartegen zou kunnen pleiten – als ik daar al zin in had. Waarom zou ik ertegen willen argumenteren en wat zou me dat opleveren? Wat jij ervaart is waar voor jou, einde verhaal.
3. Deductieve waarheid
Deductieve waarheid daarentegen zit vervat in en is gedefinieerd door deductieve logica. Bijvoorbeeld:
Premisse 1: Alle gronks zijn groen.
Premisse 2: Fred is een gronk.
Conclusie: Fred is groen.
Zelfs als we geen idee hebben wat een gronk is dan is de conclusie van dit argument waar als de premissen waar zijn. Als je denkt dat dit niet zo is, heb je het mis. Dat is geen kwestie van mening of persoonlijke smaak.
Als je deze zaak wil bepleiten, moet je uit het logische kader stappen waarbinnen deductieve logica werkt, en dat maakt rationele discussie ongeldig. Als we ons houden aan de taal van de deductie noemen we die redenering ‘geldig’, maar ‘waar’ is voorlopig goed genoeg.
In lessen over deductieve logica praten we over waarheidstabellen en waarheidsbomen, en spreken we om de haverklap over ‘waar’ en ‘vals’. Zonder te verpinken, omdat we weten wat we bedoelen met die woorden.
Maar ‘waar’ gebruiken in de wetenschap, is echter problematisch om dezelfde reden dat het gebruik van ‘bewijs’ daar problematisch is. Dat hangt samen met de aard van inductief redeneren.
4. Inductieve waarheid
Inductie werkt meestal via analogie en generalisatie. In tegenstelling tot de deductie, laat het ons toe verantwoorde conclusies te trekken die verder gaan dan de informatie vervat in de premissen. Inductie steunt op empirische waarneming en dat maakt de wetenschap anders dan de wiskunde.
Als twee verschillende fenomenen zich samen voordoen – een elektrische stroom en een geïnduceerd magnetisch veld, bijvoorbeeld – veralgemeen ik dat door te zeggen dat het altijd zo zal zijn. Ik kan zelfs een model, een analogie van de werking van de echte wereld ontwerpen, om het uit te leggen – in dit geval het model van deeltjes en velden.
Daarmee kan ik dan voorspellen dat dit zich in de toekomst ook zo zal voordoen, daar gevolgen uit trekken en op die basis technologieën ontwikkelen. Bijvoorbeeld een elektrische motor.
Zo bouw ik mijn kennis inductief verder uit en gebruik die informatie als een hulpmidddel voor verder onderzoek. Nooit krijg ik deductieve zekerheid, maar ik kan steeds meer gaan vertrouwen op mijn model.
Ik kan die zaken zelfs ‘waar’ gaan noemen, maar, afgezien van eenvoudige waarnemingsuitspraken over de wereld, gebruik ik de term bij manier van spreken alleen maar om mijn hoge mate van vertrouwen weer te geven.
Hier vallen een aantal filosofische muggen te ziften, maar het is niet mijn bedoeling om de waarheid te definiëren. Ik wil alleen maar zeggen dat er verschillen zijn in de manier waarop het woord ‘waar’ gebruikt kan worden. Dat negeren of deze toepassingen door elkaar halen, leidt tot een verkeerde interpretatie van wat wetenschap is en hoe ze werkt.
Die dame die tegen me zei dat voor haar spoken echt bestaan, haalde een subjectieve waarheid en een waarheid over de buitenwereld door elkaar.
Ik vroeg haar wat ze echt bedoelde met ‘het is waar dat ik geloof dat geesten bestaan’. In het begin stribbelde ze wat tegen, maar toen ik haar vroeg of het voor haar waar zou kunnen zijn dat de zwaartekracht afstotend is, was ze vriendelijk genoeg om mijn suggestie te accepteren.
Dat is de aard van de vele ‘het is waar voor mij’-verklaringen, waarin de epistemologische geldigheid van een subjectieve ervaring misleidend wordt uitgebreid tot feiten over de wereld.
Simpel gezegd, verdunt het de betekenis van waarheid zozeer dat het onderscheid dat ik hierboven heb uiteengezet helemaal vervaagt, alsof ‘waarheid’ maar één ding kan betekenen.
Dat wordt meestal gedaan met de bedoeling de onbetwistbare geldigheid van die subjectieve ervaringen te gebruiken om dubieuze beweringen over de externe wereld kracht bij te zetten. Zoals beweren dat homeopathie ‘voor mij’ werkt. Die waarheidsclaim aanvallen lijkt dan hetzelfde te zijn als de echte subjectieve ervaring in vraag stellen.
Schaakmat… tenzij je inziet hoe de regels zijn veranderd.
De wetenschap heeft een lange en pijnlijke strijd moeten leveren om uit dit cognitieve moeras weg te geraken door subjectieve ervaring te scheiden van inductieve methodologie. Elke poging om ze opnieuw met elkaar te verwarren in de publieke opinie over de wetenschap verdient onze onmiddellijke aandacht.
Als de wetenschap werkt zoals ze moet werken dan besteedt ze haar tijd niet alleen maar aan het maken van waarheidclaims over de wereld. Ze stelt ook de geldigheid van de subjectieve ervaring niet in vraag. Ze zegt gewoon dat het niet voldoende is om objectieve claims te maken die iemand anders zou moeten geloven.
Subjectieve waarheden en wetenschappelijke waarheden zijn verschillende dingen. Soms komen ze mooi overeen, maar hun nakomelingen zijn niet altijd vruchtbaar.
Dus volgende keer dat je over deductieve of wetenschappelijk inductieve waarheid praat en iemand zegt: “Maar wiens waarheid?”, zeg hem of haar dan maar dat het niet allemaal over hen gaat. Laat ze daar maar even op kauwen.
Je kan de basisrechten aan vrouwen niet zomaar ontzeggen en beweren dat het over “godsdienstvrijheid” gaat. Als je niet voor geboorteregeling bent, maak er dan geen gebruik van. Maar godsdienstvrijheid betekent niet dat je anderen kan dwingen te leven volgens jouw geloof.
Het is in feite een kwestie van waarschijnlijkheidsgraad. Naarmate meer mensen hetzelfde vinden gaat men er vanuit (vaak ten onrechte) dat de waarschijnlijkheid toeneemt dat het klopt. Wordt een in betreffende gemeenschap een methodische (wetenschappelijk genaamd) weg afgelegd dan zijn de wetenschappelijk ingestelden er zonder meer van overtuigd dat het om de waarheid gaat, vooral wanneer onafhankelijke, goed gecontroleerde herhalingen van die weg, tot het zelfde inzicht leiden. Enige twijfel: hoe betrouwbaar (waar?) is die methodische weg? Voor sommigen geldt alleen de zuivere empirie als betrouwbaar. Is dat zo? Wim De Moor
Beste Wim,
Bedankt voor jouw reactie, maar het is me niet duidelijk waar je hiermee naar toe wilt.
Je kan natuurlijk altijd eens proberen om met een vliegend tapijt in plaats van een vliegtuig naar, ik zeg maar iets, Mallorca te vliegen. Maar ik volg liever de wetenschappelijke methode.
Het voordeel van de wetenschappelijke methode is dat ze zelfcorrigerend is. Telkens we vast stellen dat iets wat in de wetenschap dachten dat juist was, fout blijkt te zijn, zullen we de wetenschappelijke inzichten herzien.
Wetenschappers vinden het net fantastisch om fouten in de wetenschap te vinden, want dan kunnen ze vernieuwing zoeken. Elke andere vorm van waarheidsvinding doet dat niet.