Podcast: Download
In een tijd dat de theorieën van Sigmund Freud het hoogtepunt waren in de psychologie, was de Vlaamse denker Jan De Laender een van de eersten die op de fouten van Freud wees. Dit was enorm controversieel. Het feit dat hij tegen de stroom inzwom werd hem niet in dank afgenomen. Hij raakte in ongenade bij andere professoren en moest buiten de universiteit werk zoeken. Vandaag beginnen we een reeks waarin we een essay van Jan De Laender voorlezen. In dit essay gaat De Laender in op een aantal theorieën die Freud verkondigde. Bekijk ook Deel 3
In 1988 publiceerden twee vrouwelijke auteurs, Ellen Bass en Laura Davis, in de V.S. een psychologische bestseller onder de titel: “The Courage to Heal: A Guide for Women Survivors of Child Sexual Abuse”. De auteurs zijn geen psychiaters of psychologen. Ze hebben ook geen maatschappelijk werk gestudeerd. Ze bezitten geen enkele professionele status in het domein dat ze in hun boek behandelden. Ellen Bass, de hoofdauteur van het boek gaf lessen in “creatief schrijven” en Laura Davis was één van haar studenten.De centrale thesis van hun boek was deze: bijna alle psychologische problemen bij volwassen Amerikaanse vrouwen zijn het gevolg van het feit dat ze als kind door één of andere man (meestal hun vader) seksueel zijn misbruikt. De meeste van deze vrouwen (die lijden aan depressies, angststoornissen, vlagen van boulimie, etc.) weten helemaal niet dat de oorzaak van al hun problemen seksueel misbruik in de kinderjaren is. Dat komt omdat de ervaring van seksueel misbruik bijna altijd wordt verdrongen. Sigmund Freud heeft bewezen dat verdringing bijna altijd het lot is van traumatische ervaringen. Hij heeft bovendien bewezen dat verdrongen herinneringen pathogeen werken. Ten slotte heeft hij bewezen dat de enige manier om de pathologieën die het gevolg zijn van de verdringing te bestrijden erin bestaat de verdringing op te heffen, d.w.z. de psychische traumata opnieuw bewust te maken.Het werk van Bass en Davis was inderdaad gebaseerd op een stuk klassieke psychoanalytische theorie. Er was maar één probleem. Halverwege de jaren 1890 had Freud zelf gedurende korte tijd dezelfde opvatting verdedigd als Bass en Davis en dan was hij abrupt van mening veranderd: hij was tot de conclusie gekomen dat heel deze theorie op een groot misverstand berustte en dat alle problemen in werkelijkheid veroorzaakt werden door het feit dat kleine meisjes zelf seksueel verliefd worden op hun vader en dan deze seksuele verlangens verdringen en ze vervangen door ‘dekherinneringen’, d.w.z. door valse herinneringen aan seksueel misbruik in de kinderjaren. M.a.w. het pathogene proces bestond volgens Freud in de verdringing van de eigen seksuele verlangens en niet in de verdringing van een herinnering aan een echt seksueel trauma in de kinderjaren.
Bass en Davis suggereerden dat de oorspronkelijke opvatting van Freud juist was en dat hij deze opvatting had ingetrokken uit angst voor de waarheid, uit lafheid, omdat hij zelf een man was en de confrontatie niet aankon met de waarheid over zijn eigen mannelijke natuur: dat mannen pedofielen zijn en kinderverleiders en dat velen van hen er niet voor terugdeinzen hun eigen kinderen te misbruiken.
De theorie van Bass en Davis oefende onvermijdelijk een grote aantrekkingskracht uit op al degenen die niet zo hoog oplopen met de mannelijke natuur en daaronder zijn er vermoedelijk nogal wat vrouwen die nooit in een harmonische relatie hebben geleefd met een lid van het andere geslacht en daaraan nogal wat gevoelens van bitterheid hebben overgehouden. In 1983 was Bass zo onder de indruk van verhalen over seksueel misbruik van kleine meisjes dat ze niet meer kon verdragen dat haar echtgenoot haar aanraakte. Kort daarop vroeg ze de echtscheiding aan. En nu leeft ze in een lesbische relatie. Davis beschouwt zichzelf als een slachtoffer van seksueel misbruik in haar kinderjaren (Mark PENDERGRAST, 1998, 7).
Hiermee is vanzelfsprekend niet gezegd dat de theorie van Bass en Davis onjuist is (dàt moet worden uitgemaakt op basis van zorgvuldig feitenonderzoek. Het betekent alleen dat hun theorie sterk vervlochten is met hun persoonlijke emoties. Het is een theorie die ook bij lezers sterke emoties kan losmaken en dit betekent dat we – bij het beoordelen van het waarheidsgehalte van de theorie – ons uiterste best moeten doen om controleerbare feiten van emoties te scheiden.
Bestsellers hebben de neiging inspirerend te werken voor andere potentiële auteurs. Het boek van Bass en Davis was een soort katalysator die de schrijfdrang van tientallen andere auteurs activeerde. Het werd gevolgd door een hele rist van boeken die grosso modo de thesis van Bass en Davis steunden. Sommige overtroffen het origineel zowel qua verkoopscijfers als in de uitspraken die ze deden. Sommige van de (bijna uitsluitend vrouwelijke) auteurs gingen zover te suggereren dat het aantal seksueel misbruikte vrouwen in de V.S. dicht in de buurt van de 100% moet liggen. Andrea DWORKIN bvb. beweerde dat Amerikaanse vaders de verkrachting van hun dochters als een soort seksuele initiatierite beschouwen die er moet voor zorgen dat ze hun vrouwelijk rolpatroon opnemen: “Fathers often rape their daughters as a way of socializing them to their female status” (cit. in: H.F.M. CROMBAG en H..G.J. MERKELBACH, 1996, 24).
“Vader verkrachten dikwijls hun dochters als een manier om hen te socializeren in hun vrouwelijke status.”
Deze succesboeken, samen met de media-aandacht die ze verkregen, zorgden voor een revolutie in de Amerikaanse psychotherapie. Volgens recente gegevens werken er in de V.S. ongeveer 250.000 psychotherapeuten met een licentie (“state license”). Sommige experten vermoeden dat er nog eens zoveel ’therapeuten’ werkzaam zijn zonder enige licentie. In de V.S. is psychotherapie, evenmin als in België, een wettelijk beschermd beroep. Iedereen mag zich een psychotherapeut noemen.
Uit recente enquêtes die zijn afgenomen van de gelicencieerde en daardoor geregistreerde therapeuten blijkt dat een overweldigende meerderheid (97%) gelooft in het bestaan van verdringing. Niet minder dan 28% van de ondervraagde therapeuten geloofde dat het ook mogelijk is door middel van hypnose herinneringen aan vroegere levens te recupereren! Het lijkt niet overdreven te zeggen dat deze groep van geregistreerde therapeuten de indruk maakt heel wat mensen te bevatten die bereid zijn in allerlei beweringen te geloven zonder dat er voor die beweringen sterke wetenschappelijke evidentie bestaat. Het lijkt niet onredelijk te vermoeden dat de goedgelovigheid bij de niet-geregistreerde therapeuten even groot zal zijn dan bij de geregistreerden (PENDERGRAST, 556-57).
Onder invloed van een handvol populaire boeken en de begeleidende mediahype zijn er op dit ogenblik in de V.S. vermoedelijk enkele honderdduizenden therapeuten werkzaam die geloven dat de verdringing van herinneringen aan seksueel misbruik in de kinderjaren de belangrijkste oorzaak vormt van psychische problemen bij volwassen vrouwelijke patiënten. Daardoor is er ook een soort epidemie van ‘herwonnen herinneringen’ (“recovered memories”) uitgebroken. Honderdduizenden vrouwen zijn ervan overtuigd dat ze zich – dank zij de bemoeiingen van hun therapeut(e) – ervaringen van seksueel misbruik herinneren die voordien ‘verdrongen’ waren. Zo’n overtuiging blijft natuurlijk niet zonder gevolgen. De overgrote meerderheid van deze vrouwen zijn in conflict gekomen met de vermeende dader die bijna altijd een nauwe verwante is. Vaak geloven sommige leden van de familie de beschuldigingen en anderen nemen het op voor de beschuldigde. Families worden daardoor uiteen gescheurd en over en weer worden rechtszaken ingezet.
Intussen hebben zich in de V.S. al een aantal dramatische rechterlijke dwalingen voorgedaan waarvan de bekendste slachtoffers waarschijnlijk Paul Ingram zijn en de McMartin familie (aan deze laatste zaak is intussen al een film gewijd die als een soort gedramatiseerde documentaire kan worden beschreven).
Een aantal vooraanstaande Amerikaanse psychologen hebben hun verontrusting geuit over wat in hun ogen een galopperende vorm van massahysterie is en ze hebben het initiatief genomen om de zgn. “False Memory Syndrome Foundation” op te richten – een organisatie die zich tot doel stelt het Amerikaanse publiek voor te lichten en te doen begrijpen dat een klein leger psychotherapeuten bezig is bij patiënten valse herinneringen in te planten, met uiterst schadelijke gevolgen voor de Amerikaanse samenleving.
De epidemie vertoont tekenen van internationale besmettelijkheid. Ze begint ook in andere Angelsaksische landen zoals Canada en Groot-Brittannië om zich heen te begrijpen en ze dreigt langs die weg ook in ons eigen land door te dringen.
Een iatrogeen probleem is een probleem dat door de arts zelf veroorzaakt wordt.
In ons eigen land en in Nederland zijn de standpunten eveneens verdeeld, maar de toon van het debat is veel gematigder dan in de V.S. (ADRIAENSSENS, VAN DER EYCKEN, 1999).
Het probleem waarmee psychiaters, psychotherapeuten en andere hulpverleners worden geconfronteerd is niet eenvoudig.
Niemand twijfelt eraan dat seksueel misbruik van kinderen echt voorkomt. En alle onderzoekers zijn het erover eens dat mensen die als kind het slachtoffer geweest zijn van ernstig seksueel misbruik grote moeite ondervinden om erover te praten. Diverse factoren dragen daartoe bij.
In de overgrote meerderheid van de gevallen is de pleger van het misbruik een vertrouwde persoon, meestal een nauwe verwant, zoals de vader. Vaak heeft de dader dan ook echt positieve gevoelens ten opzichte van het kind. Hij gebruikt geen geweld, maar gaat met overleg tewerk. Het kind wordt verleid, zoals een adolescente zou kunnen verleid worden door een volwassen man. Als het kind nog jong is realiseert het zich vaak niet dat de seksuele toenadering eigenlijk ongeoorloofd is. Dit besef breekt vaak slechts door als het kind ouder is in gesprekken met leeftijdsgenootjes of dank zij informatie die het krijgt van een leerkracht. De dader is vaak lief en zacht voor het kind en stelt de seksuele contacten voor als “een groot geheim” dat ze samen delen en waarin niemand anders mag worden ingewijd en dit schept een speciale band tussen het kind en de dader.
Zolang het kind zich niet realiseert dat de seksuele handelingen eigenlijk ongeoorloofd zijn, kan het zelf ook seksuele opwinding ervaren. En daardoor kan het zich later – als het zich begint te realiseren dat de seksuele contacten eigenlijk verboden waren – medeschuldig voelen: het heeft niets ondernomen om de dader af te wijzen, het heeft zelf genot ondervonden…
Eens het kind ten volle beseft wat er gebeurd is, wordt het moeilijk dit aan iemand mee te delen: het wordt tegengehouden door zijn eigen schuldgevoelens: wat zal mama van mij denken als ik haar vertel wat ik samen met papa gedaan heb? Het is ook bekommerd om de gevolgen voor de dader: als ik aan anderen vertel wat papa gedaan heeft, dan gaat hij misschien de gevangenis in. Dat de dader het kind heeft misbruikt, betekent niet dat het kind geen enkel positief gevoel voor hem meer heeft. Hij is nog altijd haar papa en ze wil niet dat er erge dingen met hem gebeuren. Alleen door te zwijgen kan ze hem redden. De dader heeft haar juist uitgelegd dat de seks tussen hen beiden “een mooi geheim is”, als ze spreekt verraadt ze iemand die van haar houdt.
De therapeut moet er dus rekening mee houden dat als iemand écht het slachtoffer is geweest van seksueel misbruik, de persoon het erg moeilijk zal hebben om dat in de therapie ter sprake te brengen. Dat kan de therapeut in de verleiding brengen om zelf actief in de richting van seksueel misbruik te gaan zoeken. Maar dan stelt hij zichzelf en de patiënt bloot aan een ander gevaar: hij loopt het risico de patiënt ervan te overtuigen dat er in het verleden seksueel misbruik is geweest terwijl dit in werkelijkheid nooit heeft plaats gevonden.
Zoals we later zullen zien bestaan er inderdaad goede redenen om te vrezen dat de therapeut ongewild bij de patiënt valse herinneringen aan seksueel misbruik kan inplanten. Het lijkt van het grootste belang dat de therapeut zich van dit gevaar bewust is. Maar voor we hier op ingaan, besteden we eerst enige aandacht aan het verdringingsconcept en zijn oorsprong.
Dat was het voor vandaag. Volgende keer in deel 3 van deze reeks bespreken we:
- De verdringingstheorie
- De feilbaarheid van het menselijk geheugen
Door het brein vrij te maken van alle onnodige werk, maakt een goede notatie het vrij om zich te concentreren op meer geavanceerde problemen en de mentale kracht van de soort effectief te verhogen.
Tot de volgende keer
Wees de eerste om te reageren