Podcast: Download
Goeiedag, het is vandaag zondag 26 december 2010, ik ben Jozef Van Giel en dit is de 75ste aflevering van deze podcast. Deze aflevering kwam tot stand mede dankzij Rik Delaet. De muziek is van Niek Lucassen.
Sam Harris schreef enkele jaren geleden het boek “The end of Faith”, of “het einde van het geloof”. Ik heb dat boek toen als luisterboek beluisterd en het heeft toch wel een belangrijke impact op mij gehad.
Onlangs schreef hij een nieuw boek waarin hij argumenteert dat je morele uitspraken niet buiten het domein van de wetenschap vallen. Het is ook in het Nederlands vertaald. Zoals dat dan gaat met bekende schrijvers, gaf hij onlangs een interview. In deze feestdagen over vrede lijkt dit een gepast onderwerp voor deze podcast.
Rik heeft die vertaald. Hier komt hij.
http://www.samharris.org/site/full_text/the-moral-landscape-q-a-with-sam-harris/
het boek: http://www.samharris.org/site/full_text/the-moral-landscape/
Sam Harris licht hier in een interview zijn nieuwe boek ‘The Moral Landscape’ toe. Hierin verdedigt hij de stelling dat je via wetenschap tot morele uitspraken kan komen. Dat dit in kringen van filosofen (en theologen) heel wat stof zal doen opwaaien spreekt vanzelf.
1.1. Zijn er goede en foute antwoorden op morele vragen?
Moraliteit moet op een bepaald niveau betrekking hebben op het welzijn van bewuste wezens. Als er voor ons meer en minder effectieve manieren zijn om geluk te zoeken en ellende te voorkomen in deze wereld – en die zijn er duidelijk – dan zijn er goede en foute antwoorden op vragen over moraliteit.
Ja, in principe. Welzijn van de mens is geen willekeurig fenomeen. Het hangt af van vele factoren, variërend van genetica en neurobiologie tot sociologie en economie. Maar het is duidelijk dat er wetenschappelijke waarheden zijn te kennen over hoe we kunnen gedijen in deze wereld. Waar we van invloed zijn op het welzijn van anderen, zijn vragen over moraal van toepassing.
Dat kan. We noemen dat “zero-som” gevallen. In het algemeen echter zijn de meest belangrijke morele aangelegenheden niet van deze soort. Als we oorlog, nucleaire proliferatie, malaria, chronische honger, kindermishandeling, enz. zouden kunnen elimineren dan zouden deze veranderingen per saldo voor iedereen goed zijn. Er zijn zeker neurobiologische, psychologische en sociologische redenen waarom dit zo is – dat wil zeggen dat de wetenschap ons precies zou kunnen vertellen waarom een verschijnsel als bijvoorbeeld kindermishandeling het menselijk welzijn vermindert.
Maar we hoeven niet op de wetenschap te wachten om dit te doen. We hebben al zeer goede redenen om te geloven dat het mishandelen van kinderen slecht is voor iedereen. Ik denk dat het belangrijk voor ons is om in te zien dat dit geen bewering over onze persoonlijke voorkeuren is of alleen iets waar we door onze cultuur geconditioneerd zijn om te geloven. Het is een bewering over de architectuur van onze geest en de sociale architectuur van onze wereld. Zulke morele waarheden moeten hun plek vinden in een wetenschappelijk begrip van de menselijke ervaring.
Zoals ik het in mijn boek beargumenteer kunnen er voor mensen verschillende manieren zijn om te gedijen, maar er zijn duidelijk véél meer manieren om niet te gedijen. De Taliban zijn een perfect voorbeeld van een groep van mensen die vechten voor een samenleving die duidelijk minder goed is dan veel van de andere samenlevingen die we kennen. De alfabetiseringsgraad van Afghaanse vrouwen bedraagt 12% en ze hebben een levensverwachting van 44 jaar. Afghanistan heeft bijna de hoogste moeder- en kindersterfte in de wereld. Het heeft ook een van de hoogste geboortecijfers. Bijgevolg is het een van de beste plaatsen op aarde om vrouwen en kinderen te zien sterven. En het BBP van Afghanistan is op dit moment lager dan het wereldgemiddelde in het jaar 1820. Het is veilig om te zeggen dat de optimale reactie op deze rampzalige situatie – dat wil zeggen, de meest morele respons – niet accuzuur in de gezichten van meisjes gooien voor de misdaad van het leren lezen is. Dit lijkt misschien gezond verstand voor ons – en dat is ook zo – maar ik zeg dat het ten gronde ook een bewering over biologie, psychologie, sociologie en economie is. Het is dus niet onwetenschappelijk om te zeggen dat de Taliban verkeerd is over moraal. In feite moeten we dit zeggen van het moment dat we aannemen dat we ook maar iets weten over het menselijk welzijn.
Dat is niet zo. Ook zij zijn duidelijk op zoek naar geluk in dit leven, en, nog belangrijker, ze denken dat ze zich ook indekken voor een leven na dit leven. Ze geloven dat ze na de dood een eeuwigheid van geluk zullen genieten door het volgen van de strengste interpretatie van de sharia hier op aarde. Ook dit is een claim waarover de wetenschap een mening moet hebben, want het is vrijwel zeker onwaar. Het is zeker dat ook de Taliban in zekere zin welzijn zoeken – ze hebben alleen een aantal zeer vreemde opvattingen over hoe dat doel te bereiken.
In mijn boek probeer ik uit te leggen waarom door meningsverschillen over moraal het concept van de morele waarheid niet in het gedrang komt. In de morele sfeer, zoals op alle andere gebieden, weten sommige mensen niet wat ze missen. In feite vermoed ik dat de meeste van ons niet weten wat we missen: het moet mogelijk zijn om de menselijke ervaring zo te wijzigen dat we eigenschappen tot bloei brengen die de meeste van ons zich niet eens kunnen voorstellen. Op elk gebied van echte ontdekking zijn er horizonten waar we niet overheen kunnen kijken.
Dit is de uitdrukking die ik gebruik om de ruimte van alle mogelijke ervaring weer te geven. De pieken komen overeen met toppunten van welzijn en de dalen staan voor de ergste vormen van leed. We bevinden ons allemaal ergens in dit landschap met de mogelijkheid om te klimmen of te dalen. Gezien het feit dat onze ervaring volledig wordt ingeperkt door de wetten van het universum, moeten er wetenschappelijke antwoorden zijn op de vraag hoe we het best kunnen klimmen, in de richting van meer geluk.
Dat wil niet zeggen dat er voor mensen maar één juiste manier is om te leven. Er kunnen vele pieken zijn in dit landschap – maar er zijn duidelijk ook veel manieren om niet op een toppunt te zitten.
Voor zover we welzijn van de mens kunnen begrijpen, zullen we begrijpen welke de beste voorwaarden zijn om het zeker te stellen. Sommige liggen natuurlijk voor de hand. Positieve sociale emoties als compassie en empathie zijn over het algemeen goed voor ons en willen we aanmoedigen. Maar weten we ook wat de beste manier is om kinderen zo op te voeden dat ze zich het lijden van andere mensen aantrekken? Ik weet niet zeker of we dat doen. Zijn er genen die bepaalde mensen meer mededogend maken dan anderen? Welke sociale stelsels en instellingen kunnen ons gevoel van verbondenheid met de rest van de mensheid maximaliseren? Deze vragen hebben antwoorden en slechts een wetenschap van de moraal kan die geven.
Ik denk dat er twee hoofdredenen zijn waarom wetenschappers aarzelen dit te doen. De eerste en meest verdedigbare komt door hun appreciatie van de moeilijkheid om complexe systemen begrijpen. Ons onderzoek van de menselijke geest staat in de kinderschoenen, zelfs na bijna twee eeuwen van het bestuderen van de hersenen. Dus vrezen wetenschappers dat de antwoorden op specifieke vragen over het menselijk welzijn zeer moeilijk te beantwoorden zijn en vertrouwen erin op veel punten zeker voorbarig is. Dat is zo. Maar, zoals ik in mijn boek beweer, is het verwisselen van geen antwoorden in de praktijk met geen antwoorden in principe een enorme vergissing.
De tweede reden is dat veel wetenschappers zijn misleid door een combinatie van slechte filosofie en politieke correctheid. Dit geeft ze het gevoel dat de enige intellectueel verdedigbare positie in het geval van onenigheid over moraal is om alle meningen als even geldig of even onzinnig te beschouwen. Vanuit een bepaald standpunt is dit een begrijpelijke en zelfs nobele overcorrectie gezien onze geschiedenis van racisme, etnocentrisme en imperialisme. Maar het is niettemin een overcorrectie. Zoals ik probeer aan te tonen in mijn boek is het geen teken van intolerantie om op te merken dat sommige culturen en subculturen niet veel terechtbrengen van het zo organiseren van menselijk leven dat het de moeite waard is om geleefd te worden.
Er zijn een oneindig aantal vragen die we nooit zullen kunnen beantwoorden, maar die toch een duidelijk antwoord hebben. Hoeveel vissen zijn er op dit moment in de oceanen van de wereld? We zullen het nooit weten. En toch weten wij dat deze vraag, samen met een oneindig aantal dergelijke vragen precieze antwoorden hebben. We kunnen eenvoudigweg in de praktijk geen toegang krijgen tot die gegevens.
Er zijn veel vragen over de menselijke subjectiviteit – en over de ervaring van bewuste wezens in het algemeen – die van dezelfde aard zijn. Wat veroorzaakt meer menselijk leed, stelen of liegen? Vragen als deze zijn helemaal niet zinloos doordat ze antwoorden moeten hebben, maar het zou hopeloos kunnen zijn ze met enige precisie proberen te beantwoorden. Toch, als we eenmaal toegeven dat elke discussie over menselijke waarden betrekking moet hebben op een grotere werkelijkheid, waarin feitelijke antwoorden bestaan, kunnen we daarna veel antwoorden als duidelijk verkeerd verwerpen. Als, in antwoord op de vraag over het aantal vissen op de wereld, iemand zou zeggen, “Er zijn precies duizend vissen in de zee.” dan weten we dat deze persoon niet de moeite waard is om ernaar te luisteren. En veel mensen met een uitgesproken mening over morele vraagstukken hebben niet meer geloofwaardigheid dan dit. Iedereen, die denkt dat het homo-huwelijk het grootste probleem is van de 21ste eeuw of dat vrouwen moeten worden gedwongen in boerka te leven, is het niet waard aanhoord te worden over het onderwerp van de moraal.
Ik denk dat ze doorgaans weinig zinvol is. Religieuze ideeën over goed en kwaad hebben de neiging zich te concentreren op hoe welzijn in een volgend leven te bereiken, en dat maakt ze slechte gidsen om daarvoor te zorgen in dit leven. Natuurlijk zijn er een paar juweeltjes te vinden in elke religieuze traditie, maar voor zover deze voorschriften wijs en nuttig zijn, zijn ze in beginsel niet religieus. Je hoeft niet te geloven dat de Bijbel werd gedicteerd door de Schepper van het heelal of dat Jezus Christus zijn zoon was om de wijsheid en het nut van het volgen van de Gouden Regel in te zien.
Het probleem met religieuze moraal is dat ze vaak mensen zich zorgen doet maken over de verkeerde dingen, waardoor ze keuzes, die onnodig menselijk leed veroorzaken, bestendigen. Denk aan de Katholieke Kerk: Dit is een instelling, die vrouwen die priester willen worden, excommuniceert, maar mannelijke priesters, die kinderen verkrachten, niet excommuniceert. De Kerk is meer bezorgd over het stoppen van anticonceptie dan over het stoppen van genocide. Ze is meer bezorgd over het homohuwelijk dan over de verspreiding van kernwapens. Wanneer we beseffen dat de moraal betrekking heeft op vragen van mensen- en dierenwelzijn kunnen we zien dat de katholieke kerk net zo verward is over de moraal als over kosmologie. Ze biedt geen alternatief moreel kader aan, ze biedt een vals kader aan.
Neen. En een blik op het leven van de meeste atheïsten en op de meest atheïstische samenlevingen op aarde – Denemarken, Zweden, etc.- bewijst dat dit zo is. Zelfs de gelovigen halen niet echt hun diepste morele principes uit de religie, omdat boeken zoals de Bijbel en de Koran vol staan met barbaarse bevelen, die alle fatsoenlijke en verstandige mensen nu moeten herinterpreteren of negeren. Hoe komt het dat de meeste joden, christenen en moslims tegen slavernij zijn? Je krijgt dit morele inzicht niet van de Schrift, omdat de God van Abraham het normaal vindt dat we slaven houden. Bijgevolg betrekken zelfs religieuze fundamentalisten veel van hun morele standpunten van een breder discours over de menselijke waarden dat principieel niet religieus is. Wijzelf staan borg voor de wijsheid die we vinden in de Schrift. En wij zijn degenen die God moeten negeren als Hij ons zegt mensen te doden voor het werken op de Sabbat.
Wat ik in mijn boek heb proberen te doen is een kader te geven waarbinnen we kunnen denken over menselijke waarden in universele termen. Momenteel worden de belangrijkste vragen in het menselijk leven – vragen over wat een goed leven is, welke oorlogen we al dan niet moeten voeren, welke ziekten eerst moeten worden genezen, enzovoort – verondersteld in principe buiten het bereik van de wetenschap te liggen. Daarom hebben wij de belangrijkste vragen in het menselijk leven gescheiden van de context, waarin ons meest strenge en intellectueel eerlijke denken wordt verricht, namelijk de wetenschap.
Morele waarheid is geheel afhankelijk van de feitelijke en mogelijke wijzigingen in het welzijn van bewuste wezens. Als zodanig zijn er dingen over te ontdekken door middel van zorgvuldige observatie en eerlijke redenering. Het lijkt mij dat de enige manier waarop we een mondiale beschaving, gebaseerd op gedeelde waarden, kunnen gaan opbouwen – zodat we elkaar op dezelfde politieke, economische en milieudoelstellingen kunnen vinden – toegeven is dat de vragen over recht en onrecht en goed en kwaad op dezelfde wijze antwoorden hebben als de vragen over de gezondheid van de mens.
Opmerkelijk hoeveel mensen momenteel met deze problematiek bezig zijn. Herman Philipse, een grote Nederlandse filosoof, zegt in zijn dissertatie, “Funderingen van de moraal” dat het tijd wordt dat de filosofen de morele vraagstukken tijdelijk aan de wetenschappers toevertrouwen.
Het citaat van vandaag is van Isaak Beekman.
Isaac Beeckman was een Nederlandse natuurkundige, ingenieur en meteoroloog uit de 17de eeuw. Hij was een leerling van Simon Stevin en een goede vriend van René Descartes.
Beeckman zei:
In de wetenschap moeten we net zo lang onderzoeken tot een wonder wordt omgezet in geen wonder, maar in de theologie daarentegen is het vooruitgang als men van geen wonder een wonder maakt.
Tot de volgende keer.
“Herman Philipse, een grote Nederlandse filosoof, zegt in zijn dissertatie, “Funderingen van de moraal” dat het tijd wordt dat de filosofen de morele vraagstukken tijdelijk aan de wetenschappers toevertrouwen.”
Hiervan zou ik graag een citaat willen. Ik luister veel naar Herman Philipse en zijn luisterboeken. Ik heb hem nog nooit zoiets horen zeggen, bovendien kan ik het me niet voorstellen dat hij zoiets zou zeggen als intellectueel integer filosoof.
Ik heb deze podcast vanaf bijna het begin gevolgd en ben ongeveer bij aflevering 150 gestopt. Ik denk dat deze podcast steeds minder kritisch en intellectueel wordt, en vaker retorische sprekers aanhaalt.
In deze aflevering wordt een interview vertaald van Sam Harris en zijn moreel landschap. Hierin wordt absoluut geen tegen-argumenten of kritiek gegeven op Sam Harris’ positie. De crux van deze (oude) ‘controverse’ wordt niet uitgelicht.
Dit is een citaat van Sam Harris over deze discussie: “Second, I am convinced that every appearance of terms like “metaethics,” “deontology,” “noncognitivism,” “anti-realism,” “emotivism,” and the like, directly increases the amount of boredom in the universe.”
Sam Harris kan naar mijn mening hier bekritiseerd worden met de zwaarste kritiek; een ‘anti-intellectuele’ retoricus. Hij neemt een meta-ethische positie aan (moreel realisme) zonder dit te rechtvaardigen. Hiermee is hij intellectueel niet beter dan een gelovige die zegt dat objectief moraal alleen van ‘God’ kan komen.
Ben,
Bedankt voor je reactie.
Nu en dan publiceren we teksten die niet noodzakelijk bekritiseerd worden en waarbij we niet altijd een standpunt innemen. Dit is een specifieke tekst waarmee we de luisteraar zelf aan het denken willen zetten.
Maar in de komende afleveringen gaan we zeker weer meer in op de technieken van kritisch denken.
In ieder geval proberen we met je opmerking rekening te houden.
Ik heb het boek van Sam Harris gelezen en kon over het algemeen ermee akkoord gaan. Ik vind wel dat je moet oppassen je te storen aan een bepaalde passage en daarmee het kind met het badwater weg te gooien. Wat Sam zegt over de bijdrage van wetenschap over ons moreel gedrag leek me heel wat waardevolle elementen te bevatten.