Vertaling van God and disaster, door A. C. Grayling. 13 maart 2011.
We denken met verdriet aan de duizenden die hun leven hebben verloren of verschrikkelijk getroffen werden door de grote Japanse aardbeving en de tsunami, die een zwarte vlek zal blijven in de annalen van 2011, en al zo snel kwam na de aardbeving die Christchurch in Nieuw Zeeland trof. Beide gebeurtenissen zijn vrijwel zeker tektonisch met elkaar verbonden en herinneren ons aan de enorme krachten van de natuur, die normaal zijn voor de planeet zelf, maar vernietigend voor het menselijk leven, vooral wanneer je gevaarlijk dicht leeft bij de breuklijnen in het aardoppervlak.
Iemand vertelde mij dat er in zijn plaatselijke kerk speciale gebeden werden gehouden voor het volk van Japan. Deze goedbedoelde en fundamenteel vriendelijke procedure laat niettemin zien hoe absurd, in de letterlijke zin van het woord, hun religieuze overtuiging in de praktijk is. Toen ik de televisiebeelden van mensen in de kerk zag na de tragische aardbeving in Christchurch, kwamen volgende gedachten in me op.
Het zou zeer onaardig zijn om te denken dat de kerkgangers dank gingen zeggen omdat zij er persoonlijk aan ontsnapt waren; je zou hen toch geen egoïsme voor hun persoonlijke redding willen aanwrijven bij een ramp, waarbij zoveel mensen willekeurig en plotseling het leven lieten door ‘een daad van God’. Als ze hun god zouden gaan bidden om te zorgen voor de zielen van de slachtoffers, waarom zouden ze dan denken dat hij dat zou doen nadat hij net had toegelaten dat hun lichamen plots gewelddadig verpletterd of verdronken werden?
Integendeel, ze loofden en smeekten een godheid, die een wereld had ontworpen die zulke willekeurige en plotselinge massale sterfte veroorzaakt. Een alwetend wezen zou alle gevolgen kennen van wat hij doet, het zou dus weten welke de vreselijke gevolgen zouden zijn van zijn schepping. Prezen ze de planner van hun lijden voor hun lijden en smeekten ze ook zijn hulp af om te ontsnappen aan wat hij had gepland?
Misschien denken ze dat hun god niet verantwoordelijk was voor de aardbeving. Als ze geloven dat hun god een wereld, waarin zulke dingen gebeuren, heeft ontworpen, maar daarna de wereld, wanneer hij dodelijk bleek te zijn voor zijn schepselen, aan zichzelf overliet en niet ingreep dan stellen ze impliciet zijn morele kwaliteiten in vraag. En als hij niet machtig genoeg is om iets te doen aan de voor de mens periodieke moorddadige onverschilligheid van deze wereld, in welke zin is hij dan god? Dan lijkt hij eerder op een groot hulpeloos spook, nutteloos om aanbeden en onwaardig om geprezen te worden.
Want als hij geen aardbeving kan tegenhouden of de slachtoffers ervan redden, dan is hij zeker niet in staat om een wereld te scheppen. En als hij machtig genoeg is om dat wel te doen, maar een gevaarlijke wereld creëerde, die willekeurig aan voelende wezens gewelddadig en pijnlijk lijden toebrengt, dan is hij verachtelijk. Hoe dan ook, wat gaat er om in mensen die in een dergelijk wezen geloven en naar de kerk gaan om het te prijzen en aanbidden? Hoe verklaar je in het licht van deze gebeurtenissen, die wij mensen in onze vriendelijkheid en bezorgdheid ervaren als tragisch en aanzettend tot hulpverlening – hulp die dan wel komt van medemensen: er verschijnen geen engelen uit de hemel om dat te doen – hoe kunnen ze in een dergelijke onsamenhangende fictie als idee van een godheid blijven geloven? Dat blijft een eeuwig raadsel.
Wees de eerste om te reageren